GERRIE MUHREN
Tijdens het E.K. 2000 (in Nederland en België) zat ik naar een wedstrijd te
kijken van Duitsland op een groot scherm in een tent. In die tent zaten ongeveer
200 mensen en ik zat midden tussen de Duitsers, in het plaatsje Krov aan de
Mozel.
Wat me daar opviel, was natuurlijk het enthousiasme van de mensen, maar ook het
respect voor de tegenstander. Ook bleven ze geloven in een goede afloop, iets
dat Duitse voetballers uiteraard ook mee hebben gekregen. Hier in Nederland
zeggen wij dat ze pas verslagen zijn als ze in de bus zitten. Daar zit ook,
sterk overdreven, een kern van waarheid in. Ze gaan voor volk en vaderland.
Daardoor winnen ze ook wel eens in de slotfase van de wedstrijd. "Geluk", roepen
wij dan in koor, maar het wordt gewoon afgedwongen en ze verdienen het ook
meestal.
Zelf speelde ik graag tegen Duitse ploegen. We waren technischer aan de bal en
bewogen meer. Doordat wij meer in balbezit waren, met als doel een
desorganisatie te creëren bij de tegenstander, door de positiewisselingen bij
ons, werden ze meestal nerveus en daar profiteerden wij vaak van. Wedstrijden
die ik mij herinner, zijn onder andere Bayern Munchen-Ajax (vriendschappelijk)
0-5, Ajax-Bayern Munchen (vriendschappelijk) 2-1, Ajax-Bayern Munchen (EC1) 4-0,
Bayern Munchen-Ajax (EC1) 2-1, Nurnberg-Ajax (EC1) 1-1, Ajax-Nurnberg (EC1) 4-0.
Voor mijzelf was het daarom jammer dat ik, door omstandigheden, niet mee heb
gedaan in de afscheidswedstrijd van Johan Cruijff, tegen Bayern Munchen (0-8
verlies) en in de finale WK'74 tegen Duitsland (2-1 verlies).
Dan nog de Schwalbe, een typisch Duits produkt, zegt men. Ook dit spreek ik
tegen. Natuurlijk hebben wij nog steeds de "duik" van Holzenbein niet verwerkt,
waardoor een Duitse "lucht"-sprong altijd zwaarder zal wegen dan een Portugese
of een Bulgaarse. Als Figo of Stoikov Duitsers zouden zijn geweest, dan had ik
het toegegeven, want dat zijn echt de we- reldkampioen "duikelaars". Geweldig
was het daarom dat er extra aandacht was voor de Schwalbe tijdens het W.K. in
Zuid- Korea en Japan. Daardoor speelde onder andere Figo zeer matig, omdat men
aan zijn "handelsmerk" kwam.
Tot slot, van de ca. 200 Duitsers in die tent zat er niemand met een Duits
voetbalshirt aan. Als dit in Nederland zou zijn geweest, was de tent oranje
gekleurd geweest.
Dit hoort ook zo te zijn, maar wie zijn er nou chauvinistisch volgens de
Nederlanders? Juist, ...de Duitsers.
Gerrie Muhren, 25 juli 2002
Gerrie Muhren (geboren 2 februari 1946) was een linksbenige middenvelder met veel inzicht, een fantastische techniek en een enorm loopvermogen. Won met Ajax landstitels, KNVB-bekers, de wereldbeker en tweemaal de Supercup. Won ook driemaal de Europa Cup I. Het Ajax-middenveld Arie Haan-Johan Neeskens-Gerrie Muhren was van wereldklasse en had in 74 ook het Oranje-middenveld kunnen zijn. Wegens omstandigheden moest hij echter bedanken voor het WK. Vertrok in 76 naar het Spaanse Betis Sevilla. Met Betis won hij de Spaanse beker en werd daar na zijn eerste seizoen uitgeroepen tot voetballer van het jaar in Spanje. Voor Kempes, Breitner, Neeskens en Cruijff .... Speelde hierna bij verschillende clubs waarna hij op negenendertigjarige (!) leeftijd stopte met betaald voetbal bij Volendam. Momenteel is Gerrie Muhren werkzaam bij Ajax als lid van de technische staf.
HANS VAN BREUKELEN
Het gaat om meer dan de winst alleen!!
Waarom toch die eeuwig durende rivaliteit tussen Duitse- en Nederlandse
sportploegen? Waarom die extra emoties die een sfeer creëren van vijandschap?
Laat ik uitgaan van mijn eigen gevoelens voor de mooiste wedstrijd die ik in
mijn voetbalcarriëre heb mogen meemaken: de halve finale tegen Duitsland in
Hamburg op 21 juni 1988, er moest iets recht gezet worden voor mijn gevoel. Naar
onze tegenstander toe, die in 1974 ten koste van Oranje (met Cruijff, Van
Hanegem etc) de wereldtitel had gegrepen en daar al 14 jaar (!) leedvermaak over
hadden. Naar onszelf toe, omdat we al drie eindronden (in 82, 84 en 86) waren
misgelopen en de denigrerende teksten, van pers en onze idolen uit de zeventiger
jaren, spuugzat waren. Terwijl de "gouden generatie van de 7O-er jaren", de
Duitsers NOOIT hadden weten te verslaan. Bovendien vlogen onze clubteams uit
Europese competities wanneer zij tegen Duitse ploegen kwamen te staan.
Frustratie en irritatie als motivatie! ! ! !
We waren gebrand om nu eens winnend van het veld te stappen en dat lukte. In de
laatste minuut schoot Marco van Basten de winnende 2-1 op het scorebord en
gingen we uit ons dak. Nog nooit heb ik een spelersgroep zo blij en uitgelaten
zien reageren. Samen met 30.000 Oranjesupporters in het stadion werd er feest
gevierd. In één keer waren we bevrijd van onze onlustgevoelens. Waar komen die
toch vandaan? Jaren later en door ervaringen wijs geworden, kan ik trachten het
te verklaren. M.i. zijn we jaloers op de mentaliteit van de Duitsers. Als zij in
blessuretijd een doelpunt maken, noemen we dat geluk. Zij zijn echter altijd
bereid om door te gaan tot de laatste seconde van de wedstrijd; zij geven nooit
op. Wij vinden dat we mooier voetballen en technisch gezien betere spelers
hebben, terwijl zij zich altijd weten te kwalificeren en ver komen tijdens
Wereld- en Europese kampioenschappen. Duitse spelers kunnen en willen zich
ondergeschikt maken aan een teambelang. Bij ons staat het individu centraal. Ook
vinden wij hen arrogant. Ik denk juist, dat wij degene zijn die vanuit
frustratie deze houding zich hebben aangemeten. We zouden een voorbeeld moeten
nemen aan onze Oosterburen. De absolute wil om te winnen, ten koste van alles.
Als wij Hollanders deze eigenschap toch eens zouden kunnen vermengen met onze
kwaliteiten, dan zouden wij in de toekomst meer kunnen lachen en juichen.
Hans van Breukelen, 20 augustus 2002
Een bezeten keeper met een Duitse mentaliteit. Behalve met het keepen kon de
oud-PABO student (geboren 4 oktober 1956) ook verbaal goed meekomen. Dat was
misschien de reden dat Van Breukelen aan zijn tweede (!) interland als
aanvoerder begon. De veertiende interland zag ik Van Breukelen in Heerenveen
tegen Bulgarije keepen. In een slechte interland speelde Van Breukelen
ijzersterk maar de volgende dag kwam ik zijn naam in de kranteverslagen niet
tegen. Hoewel Van Breukelen een klassekeeper was stond hij ook die avond in de
schaduw van Gullit en Van Basten. Met Gullit en Van Basten werd "de Breuk" in 88
Europees kampioen. Hij speelde 73 interlands.
Als clubkeeper was hij ook succesvol. Na FC Utrecht en Nottingham Forest speelde
hij 10 jaar bij PSV. Hij won daar landstitels en KNVB-bekers en in 1988 de
Europa Cup I nadat hij de beslissende penalty stopte. Momenteel o.a. ambassadeur
van S.O.S-kinderdorpen en voetbalcommentator bij SBS6.
BERT NEDERLOF
Ik was nooit echt nerveus voor het verslaan van een wedstrijd voor het
radioprogramma Langs de Lijn van de NOS. Ik deed het werk tenslotte alweer ruim
twaalf jaar, hooguit had ik voor elk duel wat gezonde spanning.
Maar dit keer was het anders. Het ging tenslotte om de revanche voor de even
smadelijke als onnodige nederlaag tegen West-Duitsland tijdens de WK-finale van
1974. In de afgelopen veertien jaar waren de wonden eigenlijk nooit geheeld.
Vandaag, 21 juni 1988, moest eindelijk een inktzwarte periode worden afgesloten.
Maar ik was er absoluut niet gerust op. Op weg naar het Volkspark Stadion in
Hamburg raakte ik tot overmaat van ramp ook nog verzeild in een file, waardoor
ik pas vijf minuten voor de aftrap hijgend de perstribune opstormde, op van de
zenuwen.
"Waar zat je verdomme nou! " beet Jack van Gelder me toe. Jack en ik vormden al
vier jaar een koppel bij de wedstrijden van het Nederlands elftal. We waren
altijd ruim een uur van te voren aanwezig, maar uitgerekend vandaag, voor het
veruit belangrijkste duel uit die vier jaar, was ik bijna te laat. Maar al snel
na de aftrap was ik mijn nervositeit kwijt en raakte in de ban van een uiterst
boeiende wedstrijd.
De eerste helft ging gelijk op, in de rust, bij een 0-0 stand, hadden Jack en ik
redelijk veel vertrouwen in de goede afloop. Maar na tien minuten in de tweede
helft sloeg onze gemoedstoestand volledig om, nadat de Roemeense scheidsrechter
Igna volkomen ten onrechte een strafschop toekende aan de West-Duitsers. Lothar
Matthaus verzilverde die knap.
"Je kon er op wachten!" schreeuwde Jack van Gelder woedend in zijn microfoon.
"We worden weer gepakt!" Maar nee, een kwartier later kreeg Oranje een penalty
van Igna die helemaal nergens op sloeg. Ronald Koeman maakte er dankbaar gebruik
van (1-1), waarop een fascinerend laatste kwartier volgde.
Twee minuten voor het einde nam ik de microfoon over van Jack, de slotfase zou
ik verslaan. Ik speculeerde al op een verlenging, totdat Marco van Basten het
misschien wel belangrijkste doelpunt uit zijn carriëre maakte. En nooit eerder
had ik zo geschreeuwd als na dat doelpunt. "Die gekke Van Basten! Hij heeft het
weer geflikt! On-ge-loof lijk!" Naast mij ging Jack van Gelder volledig uit zijn
dak. Bij de goal van Marco van Basten was hij zo wild opgesprongen, zwaaiend met
beide armen, dat hij onze arme collega uit de toenmalige DDR per ongeluk van
zijn stoel had afgeslagen. Excuses waren niet aan de man besteed, verbijsterd
sloeg hij onze vreugdedans gade. s'Avonds hebben Jack en ik een stevige borrel
genomen op de meest emotionele wedstrijd die ik- en vermoedelijk ook Jack- ooit
meemaakte.
De volgende dag moesten we in Stuttgart de andere halve finale, tussen Italië en
de Sovjet Unie, verslaan. De kater van een nachtje doorzakken was nog allerminst
verdwenen.
Ik vermoed dat Jack en ik die avond het slechtste verslag uit onze carriëre
maakten.
Bert Nederlof, 10 september 2002
HOLLAND
Bert Nederlof slaagt er tijdens interviews in om zelfs politici intelligent over
te laten komen. Hij werkt al jaren bij Voetbal International en was tijdens het
EK88 radioverslaggever bij de wedstrijden van Oranje. Sympathieke, bescheiden
man. Dat moet ook wel als je duopresentator bent naast Jack van Gelder. Blijft
zelfs dan rustig (behalve in Hamburg).
Is al jaren bezig met een boek over Van Hanegem. De verwachting is dat het boek
klaar is op het moment dat Willem twintig jaar dood is.
JACQ WALLAGE
BUREN
Wij reden vroeger altijd met een boog om Duitsland heen. Voor ons joodse gezin
was Duitsland altijd een na-oorlogsland. Alles wat betrekking had op Duitsland,
behoorde tot het nooit eindigende verleden. Bij ons thuis was er dus geen
relatie tot het hedendaagse Duitsland.
Toen aan het eind van de jaren vijftig de Berliner Philharmoniker in Groningen
kwam spelen-voor het eerst na het einde van de wereldoorlog was er een Berlijnse
week in de stad- ontspon zich tussen mijn ouders en mij een pijnlijke discussie.
Mijn vader en ik hielden beiden van klassieke muziek en wilden graag het
wereldberoemde orkest horen spelen. Mijn moeder herinnerde ons-dat was
natuurlijk overbodig- aan haar vermoorde ouders. Mijn vader bleef thuis maar
spande zich er actief voor in dat ik het concert wel kon bezoeken. De voorwaarde
was echter dat ik moest beloven dat ik, als het Duitse volkslied gespeeld zou
worden, zou blijven zitten. Ik bleef dus zitten een dertien- of veertienjarige
joodse jongen, verscheurd tussen de liefde voor zijn grootouders en de liefde
voor klassieke muziek, die eigenlijk grenzenloos en universeel is. Maar om
Duitsland maakten wij nog heel lang een grote boog.
Zo gebeurde het dat ik als zesendertigjarige, als lid van de tweede kamer, voor
het eerst in Duitsland kwam. Onze parlementaire delegatie werd aangevoerd door
Relus ter Beek, een goede vriend, die ik uitlegde, waarom dit mijn eerste bezoek
aan Duitsland was. Hij informeerde Werner Marx, CDU-lid van de bondsdag. Aan het
eind van de eerste dag leidde Werner Marx mij naar een hoek van het restaurant
waar wij gezamenlijk met onze collega's van de Bondsdag hadden gegeten. "Mag ik
u mijn verhaal vertellen?" vroeg hij en begon met zijn oorlogsverhaal: hoe hij
naar het oostfront was gestuurd en zo zwaar gewond was dat hij naar Duitsland
moest terugkeren, hoe de trein met oorlogsgewonden waarin hij zat op de terugweg
door vliegtuigen van de gealliëerden werd beschoten. En hij vertelde over de
doden in zijn familie. Na een uur eindigde hij met de zin : "Es war also auch
fur uns ein Scheisskrieg. ..'
Mijn verhouding tot Duitsland is op die avond veranderd. Terwijl mijn ouders
gefixeerd bleven op hun eigen verliezen, kon ik nu voor het eerst begrijpen dat
niet alleen de klassieke muziek maar ook de rouw om de waanzin van de oorlog
universeel is en alle grenzen overstijgt. Het waren niet alleen Gustav Heinemann
en Willy Brandt, maar ook Werner Marx en Helmut Kohl, die mij mijn buren hebben
teruggegeven. Zo was Kohl een aantal jaren geleden gast in de ambtswoning van de
minister-president, het Catshuis. Ik was daarbij aanwezig als fractievoorzitter
van de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer. Het was een bijzondere avond.
Kohl overtuigde ons ervan, dat een Europese politiek van existentiële betekenis
is. Natuurlijk zeggen veel politici dat onze toekomst in Europa ligt, maar dat
heeft meestal een economische achtergrond. Maar daar, in het Catshuis, bracht
hij zijn eigen geschiedenis, het belastende verleden van Duitsland, met een
gemeenschappelijke toekomst in Europa in verband. Wat generaties voor ons niet
is gelukt-voorwaarden voor een vreedzaam samenleven te creëren-dat is voor ons
allen de opdracht van de geschiedenis: "Nooit meer oorlog tussen onze landen".
Zo werd mijn levensmotto bevestigd: slechts wie zijn verleden kent, heeft
toekomst. Alleen wie weet waar hij vandaan komt, weet waar hij heen moet.
Ik rijd niet meer om Duitsland heen. Zonder het lot van mijn grootouders en dat
van veel andere slachtoffers te vergeten, is het mij nu mogelijk het positieve
in de ontwikkeling van Duitsland te onderkennen en te waarderen. Weinig landen
in Europa zijn zich zo zeer van hun geschiedenis bewust als het moderne
Duitsland. De hereniging is geen feest van nationalisme geworden, maar een
opdracht om de democratie op te bouwen. En hoewel bondskanselier Schroder gelijk
heeft wanneer hij het rechtsradicalisme serieus neemt, mag een kleine minderheid
ons nooit het uitzicht benemen op datgene wat de democratie tot stand heeft
gebracht. En wie Berlijn bezoekt, de hoofdstad van de Duitse Bondsrepubliek,
zoals ik in 2000 voor het eerst in mijn vakantie deed, die merkt dat zich naast
Londen, Parijs en Rome een nieuwe Europese metropoolontwikkelt die geen
bedreiging, maar eerder een uitdaging vormt
Er bestaat tussen buren vaak een mengeling van liefde en haat; men verlangt naar
de vriendschap maar voelt al gauw de jaloezie: buurmans gras is altijd groener.
Juist omdat het mij persoonlijk zo zwaar gevallen is om een normale verhouding
tot Duitsland te ontwikkelen en mijn liefde voor de Duitse taal, mijn
bewondering voor Kurt Tucholsky, Wolfgang Borchert en Heinrich Heine, met mijn
gevoelens voor mijn vernietigde familie in overeenstemming te brengen-juist
daarom moet ik mij verzetten tegen een te goedkope toepassing van anti-Duits
sentiment, dat helaas in Nederland nog steeds aanwezig is. Vaak hebben jonge
mensen een oordeel over Duitsland, dat weinig op feiten is gebaseerd. Dan wordt
duidelijk dat deze uitspraken niet dienen om te argumenteren maar slechts een
soort symbooltaal zijn. Men manifesteert zich duidelijk als Nederlander om zo de
afstand tot de buren te accentueren. Hier is echt wat meer moed vereist!
Dezelfde moed die de Duitse politiek heeft gehad, die de bevolking de nieuwe
tijd heeft binnengeleid en Europa als een tehuis heeft gedefinieerd.
Zo moet ook de politiek in ons land actief bij de bevolking het perspectief van
samenleven met de buren uitdragen. Men kan niet aan de ene kant economisch met
elkaar verbonden zijn, zonder grenzen leven, en anderzijds in plaats van uit te
gaan van een gemeenschappelijke toekomst, steeds de verscheurde geschiedenis
blijven benadrukken. Duitsland heeft bewezen een levendige, sterke democratie te
zijn. Daarom moet men-juist als buren- ophouden om de mensen van vandaag met de
ervaringen van toen te beoordelen. Niemand mag het verleden vergeten, maar het
kan en behoort ook een fundament te zijn voor een betere gemeenschappelijke
toekomst.
Jacq. Wallage, 15 oktober 2002
"Buren" is gebaseerd op een toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van een
eredoctoraat aan Helmut Kohl op 19 oktober 2000 in Groningen. Dit verhaal
verscheen in 2001 in de bundel "Thuis en ontheemd", een verzameling artikelen,
toespraken en columns over identiteit, aanpassing en emancipatie.
Jacq. Wallage was jarenlang fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid en is
nu burgemeester van Groningen.
Hoort thuis in het selecte rijtje sympathieke PvdA'ers Jeltje van Nieuwenhoven,
Relus ter Beek, Margreeth de Boer en Thijs Woltgens.
Graag wil ik hierbij de woorvoerder van Jacq. Wallage, de heer A. Kazernier,
bedanken voor zijn hulp.